Les 6: De tegenwoordige tijd

Voorbeeld

Word of wordt?

Stappenplan

Werkwoordspelling gaat over de d’s en de t’s. Wanneer komt er een t achter het werkwoord en wanneer niet? En moet je alles van grammatica weten om foutloos werkwoorden te spellen?

Welnee, daar is een eenvoudig stappenplan voor:

Wat te doen? Een voorbeeld
Stap 1 Neem het hele werkwoord worden
Stap 2 Haal -en van het werkwoord af (dit is: de stam) word
Stap 3 Schrijf nu een t achter de stam wordt
Stap 4 Let op: bij uitzondering GEEN t achter de stam ik word
word je/jij

Uitleg bij het stappenplan werkwoordspelling (tegenwoordige tijd):

  1. Als je wilt weten hoe je het werkwoord schrijft, dan begin je altijd met het hele werkwoord. In het voorbeeld namen we worden.
  2. Haal de laatste twee letters weg: en. Wat je overhoudt noemen we de stam van het werkwoord. De stam van het werkwoord worden is dus word. Je ziet: deze stam eindigt op een d. Dat geldt natuurlijk niet voor alle werkwoorden: bijvoorbeeld fietsen – fiets.
  3. Achter de stam komt in de meeste gevallen een t. Maar er zijn twee uitzonderingen:
  • De ik-vorm krijgt geen t (ik loop, niet: ik loopt).
  • Als jij achter het werkwoord staat, krijgt de stam ook geen t (jij loopt, maar: loop jij).

Let op: er is een verschil tussen je en jij. Want je heeft twee betekenissen: jij of jouw. Vergelijk maar eens:

  • Loop jij graag?
  • Loop je graag?
  • Loopt je collega graag?
  • Loopt jouw collega graag?

Persoon Werkwoord Persoon
Ik word
Jij wordt
word jij/je
Hij/zij/het wordt
Uwordt

Foutje…

Een foutje met d’s en t’s, dat kan de beste overkomen. Soms levert het een grappig resultaat op. Zoals in een artikel in Sir Edmund, magazine bij de Volkskrant. Het artikel gaat over het wassen van groenten en fruit. Er staat een prachtige d/t-fout in, met een mooi betekenisverschil. Zie je de fout?

Baadt het niet...

Oefeningen

Hieronder volgt een serie oefenvragen. Je leest steeds een zin, met het hele werkwoord tussen haakjes. Eronder staan twee mogelijkheden. Geef aan welke spelling de juiste is.

Studie-opdracht

Wil je meer oefenen met de werkwoorden in de tegenwoordige tijd? Gebruik dan de volgende oefening. De oefening bestaat uit 25 zinnen, met het werkwoord tussen haakjes. Aan jou de opdracht om de juiste vorm van het werkwoord te noteren. De juiste antwoorden vind je onderaan.

Bekijk hier de oefening werkwoordspelling tegenwoordige tijd.

Samenvatting

De tegenwoordige tijd van werkwoorden spel je dus: stam plus t. Behalve in de twee uitzonderingsgevallen: de ik-vorm en de gevallen waarin je/jij achter het werkwoord staat.

Lastig? Dan hebben we nog een handige truc:

Voorbeeld: zo gesmurft!

Oefentoets

Wil je meer oefenen? Open dan de oefentoets hieronder. Deze toets is niet verplicht, je kunt dus ook door naar de volgende les zonder deze oefentoets te maken.

Terug naar:
Ga naar de bovenkant