Les 21: Eindtoets (Rapporten)

Meld je aan voor de cursus voordat je de les start.

Je hebt nu alle lessen van deze cursus gevolgd. Deze cursus sluit af met een eindtoets. De toets bestaat uit 20 vragen. Elke goed beantwoorde vraag levert je punten op (het puntenaantal zie je achter de vraag). Als je 80% (of meer) van de punten hebt behaald, ben je geslaagd voor de cursus en krijg je toegang tot je persoonlijke certificaat.

Ben je niet geslaagd voor de toets? Bekijk de theorie dan opnieuw: je houdt altijd toegang tot alle lessen. Je kunt de toets op elk gewenst moment herkansen.

[box]Je kunt de toets tussentijds opslaan. Via Mijn schrijfacademie kun je altijd terugkeren naar de toets om de toets af te maken.[/box]

De conclusie is het antwoord op de centrale vraag en hoort niet in de inleiding.

De conclusie is het antwoord op de centrale vraag en hoort niet in de inleiding.

Inderdaad, de vaste driedeling is: inleiding, kern en slot.

Elk rapport bestaat uit een inleiding, kern en slot. In de inleiding benoem je de aanleiding voor het rapport en de centrale vraag. In het middendeel behandel je de relevante deelvragen (deelonderwerpen). Wat er in het slot komt, hangt af van het tekstdoel. Vaak zal het slot een conclusie bevatten en eventueel een advies (en aanbevelingen).

Inderdaad, de aanleiding hoort in de inleiding.

De aanleiding hoort in de inleiding. De andere onderdelen kunnen voorkomen in het slot.

Hoofdzaken zijn inderdaad alle deelonderwerpen die nodig zijn om tot een antwoord op de centrale vraag te komen.

Hoofdzaken zijn inderdaad alle deelonderwerpen die nodig zijn om tot een antwoord op de centrale vraag te komen. Alle andere deelonderwerpen zijn bijzaken, zelfs als de lezer ze interessant zou vinden.

De opbouw vermeld je inderdaad niet op het titelblad.

De (onder)titel en de auteur krijgen wel een plek op het titelblad. De opbouw niet. Die noem je in de inleiding en die ziet de lezer uitgebreid terug in de inhoudsopgave.

De inleiding noem je in de inhoudsopgave, met het paginanummer erbij.

De inleiding noem je in de inhoudsopgave, met het paginanummer erbij.

Voorblad, titelblad en de inhoudsopgave zelf noem je hier niet.

Advies hoort inderdaad niet in de inleiding. Dit hoort in het slot.

Advies hoort inderdaad niet in de inleiding. Dit hoort in het slot.

ADO staat voor de drie onderdelen die je opneemt in de inleiding: Aanleiding, Doel en Opbouw.

ADO staat voor de drie onderdelen die je opneemt in de inleiding: Aanleiding, Doel en Opbouw. Je mag in je inleiding beginnen met wat achtergrond, maar de aanleiding is verplicht.

Advies en aanbevelingen komen in het slot van het rapport.

Inderdaad, de kern is het middendeel van het rapport. Hier behandel je alle relevante deelonderwerpen.

De kern is het middendeel van het rapport. Het is het grootste deel van het rapport. Hier behandel je alle relevante deelonderwerpen.

Het probleem is inderdaad het verschil tussen hoe het nu is en hoe je wilt dat het is. Deze definitie helpt bij het schrijven: je kunt beschrijven hoe je naar de gewenste situatie komt.

Het probleem is inderdaad het verschil tussen hoe het nu is en hoe je wilt dat het is.

Het advies geeft aan hoe je de gewenste situatie bereikt. oftewel: hoe je het probleem oplost.

Inderdaad, want om het probleem op te lossen moet je de oorzaken wegnemen.

Om het probleem op te lossen moet je de oorzaken wegnemen. Als je je alleen concentreert op de gevolgen dan doe je aan symptoombestrijding.

Inderdaad, je biedt de informatie die de lezer nodig heeft om het advies te begrijpen. Vervolgens geef je een onderbouwd advies.

In een advies bied je altijd de informatie die de lezer nodig heeft om het advies te begrijpen. Vervolgens geef je een onderbouwd advies. Eventueel kun je daar aanbevelingen voor de uitvoering aan toevoegen, maar dat hoeft niet.

Dit is inderdaad een goed onderwerp. Het is kort, eenduidig en het is voldoende specifiek en concreet. De lezer weet nu wat de strekking van dit rapport zal zijn.

Dit is nog geen goed onderwerp. Een goed onderwerp moet behalve kort en eenduidig ook voldoende specifiek en concreet zijn. Een goed onderwerp zorgt dat de lezer al wat wat de strekking van het rapport zal zijn.

Dit is inderdaad de goede volgorde. Want uit het onderwerp en je tekstdoel volgt je centrale vraag. Daarna bepaal je welke deelvragen nodig zijn om het antwoord op de centrale vraag te vinden.

Uit het onderwerp en je tekstdoel volgt je centrale vraag. Daarna bepaal je welke deelvragen nodig zijn om het antwoord op de centrale vraag te vinden. Pas als je die vragen hebt, kun je de antwoorden gaan verzamelen.

Deze tussenkop is te weinig informatief: de lezer weet dan wel dat er conclusies komen, maar heeft nog geen idee van de inhoud. Een goede tussenkop is bijvoorbeeld: Conclusie: meer onderzoek nodig.

Deze tussenkop is te weinig informatief: de lezer weet dan wel dat er conclusies komen, maar heeft nog geen idee van de inhoud. Een goede tussenkop is bijvoorbeeld: Conclusie: meer onderzoek nodig.

Inderdaad, want een zin met één mededeling is niet te lang en niet te complex opgebouwd. Daardoor is de zin prettig leesbaar.

Er is geen vuistregel voor het maximale aantal woorden of leestekens. Een zin met één mededeling is niet te lang en niet te complex opgebouwd. Daardoor is de zin prettig leesbaar.

Inderdaad, starten met de kern maakt je zin helder en prettig leesbaar.

Zet de kern van je mededeling vooraan in de zin. Dat maakt de zin helder en prettig leesbaar. Het helpt je ook om beknopter te schrijven, want het dwingt je om na te denken wat je punt is.

Inderdaad, de conclusie is het antwoord op de centrale vraag. Je start het rapport met de centrale vraag. Via deelvragen kom je tot een antwoord. Dat antwoord noemen we de conclusie.

De conclusie is het antwoord op de centrale vraag. Je start het rapport met de centrale vraag. Via deelvragen kom je tot een antwoord. Dat antwoord noemen we de conclusie.

Terug naar: Overtuigende rapporten > Module 4: Helder en bondig formuleren
Ga naar de bovenkant