Les 16: Kernzinnen

Wat leer je in deze les?

Je leert je alinea helder indelen en je leert te werken met de zogeheten kernzin: de zin die aangeeft wat de essentie van die alinea is. Kernzinnen zorgen dat de lezer de tekst goed kan volgen en snel kan zien waar de tekst over gaat. [hr] [box style="rounded"] Na deze les ken je:
  • het fenomeen kernzin: je weet wat een kernzin is en waar die toe dient
  • de regels voor alinea-opbouw: je weet waar je de kernzin plaatst en hoe je die uitwerkt
  • de eisen waaraan een kernzin moet voldoen
Na deze les kun je:
  • kernzinnen herkennen en beoordelen
  • een alinea terugbrengen tot een kernzin
  • de verschillende uitwerkingen herkennen en benoemen
[/box] [hr] [box type="info" style="rounded"] Voor de praktijkoefeningen in deze les werk je met een fragment uit Tekst en commentaar bij de Algemene wet bestuursrecht over de lengte van de begunstigingstermijn bij het opleggen van een last onder bestuursdwang. Dit onderwerp is ook belangrijk voor de proeftoets. [/box] [hr]

Wat is een kernzin?

Elke alinea heeft een kernzin. Deze zin geeft de kern van de alinea weer. Hier staat de belangrijkste mededeling van de alinea. De kernzin heeft een vaste plaats: het is de eerste of de laatste zin van de alinea. In praktijk is het bij zakelijke teksten meestal de eerste zin. In bijvoorbeeld een artikel of essay zie je de kernzin vaker op het eind van de alinea. Het mag allebei. Maar meer mogelijkheden zijn er niet. De kernzin staat dus nooit ergens in het midden. Waarom? Simpel: de lezer verwacht (onbewust) de kernzin aan het begin (of eind) van de alinea. Ook hier kun je jezelf weer als uitgangspunt nemen. Let maar eens op hoe je zelf leest. Waarschijnlijk scan je ook snel de eerste zinnen van alle alinea's. Let op: als je de alinea niet met de kernzin begint, zet je de lezer op het verkeerde been. De lezer verwacht op die plek te lezen waar de alinea over gaat. [hr]

Alinea-opbouw

In de video hieronder leggen we de belangrijkste zaken van de alinea-opbouw nog een keer uit aan de hand van een praktijkvoorbeeld. [hr] [hr]

Praktijkopdracht: kernzinnen

Je ziet hieronder nogmaals het tekstfragment uit Tekst en commentaar bij de Algemene wet bestuursrecht over de lengte van de begunstigingstermijn bij het opleggen van een last onder bestuursdwang. Citeer bij elke alinea de eerste en laatste drie woorden van de kernzin. De antwoorden vul je in onder het tekstfragment. [hr]

De begunstigingstermijn

Bij het opleggen van een last onder bestuursdwang is een bestuursorgaan in beginsel verplicht om een termijn aan te geven waarbinnen de last moet zijn uitgevoerd (spoedeisende bestuursdwang buiten beschouwing latend). Deze begunstigingstermijn dient ertoe de overtreder in de gelegenheid te stellen maatregelen te treffen om de toepassing van bestuursdwang te voorkomen. De wet bevat echter nagenoeg geen regels omtrent de lengte van de begunstigingstermijn. Eigenlijk staat alleen vast dat de termijn lang genoeg moet zijn om de vereiste maatregelen daadwerkelijk te kunnen treffen, met andere woorden: een redelijke termijn. Wat een redelijke termijn is, is met name afhankelijk van de tijd die nodig is om de te nemen maatregelen uit te voeren. Vooraankondigingen spelen geen rol. Dat een overtreder al geruime tijd een last onder bestuursdwang boven het hoofd hangt, betekent niet dat het bestuursorgaan een korte(re) begunstigingstermijn mag stellen: uitgangspunt blijft dus dat de begunstigingstermijn moet zijn afgestemd op de tijd die nodig is om de last zorgvuldig uit te voeren, zo bevestigde de Afdeling in haar uitspraak van 9 maart 2011 (…). Bij het bepalen van een redelijke termijn kunnen verschillende factoren een rol spelen. Om te beginnen de aard van de maatregelen die moeten worden getroffen. Soms zal aan de hand daarvan vrij nauwkeurig een termijn kunnen worden bepaald, maar vaker moet het bestuursorgaan schattenderwijs te werk gaan. Bij de beantwoording van de vraag of een termijn toereikend is, wordt in meer of mindere mate geabstraheerd van de concrete omstandigheden van het geval, zo valt af te leiden uit ABRvS 18 april 2012 (...). Het betoog dat de geboden begunstigingstermijn te kort was omdat die voor een belangrijk deel in de bouwvakvakantie viel, zodat het vinden van een aannemer die onmiddellijk aan de slag kon gaan niet eenvoudig was, vond geen gehoor bij de Afdeling. De begunstigingstermijn mag niet gebruikt worden voor een ander doel dan waarvoor zij is bestemd. Zo werd een (verlengde) begunstigingstermijn van negen maanden om bepaalde bouwwerken te verwijderen als onredelijk lang beoordeeld, omdat deze verlenging klaarblijkelijk was bedoeld ter overbrugging naar de inwerkingtreding van een nieuw bestemmingsplan (…). Ook als een bestuursdwangaanschrijving strekt tot sluiting van een (horeca)inrichting, moet een begunstigingstermijn worden geboden. Die termijn is niet bedoeld om de exploitant in de gelegenheid te stellen om aanvullende maatregelen te nemen om sluiting te voorkomen, maar uitsluitend om de exploitant gelegenheid te geven om zelf tot sluiting over te gaan, zodat de kosten die gepaard gaan met sluiting van overheidswege vermeden kunnen worden (…). [hr] [gravityform id="392" title="false" description="false" ajax="true"] [hr]

Terug naar:
Ga naar de bovenkant